buitendeur

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord buitendeur. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord buitendeur, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je buitendeur in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord buitendeur is hier. De definitie van het woord buitendeur zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbuitendeur, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
buitendeur
  • bui·ten·deur
enkelvoud meervoud
naamwoord buitendeur buitendeuren
verkleinwoord buitendeurtje buitendeurtjes

de buitendeurv / m

  1. (bouwkunde) een deur in de buitenmuur
    • Die gedachte wint terrein. Een ‘verpleeghuis’ is al lang geen ziekenhuis meer maar een woonvoorziening; vrijheid hoort bij een hoge kwaliteit van leven. De techniek helpt ook. Met sensoren in muren en plafonds kan aan bewoners ‘vrijheid op maat’ worden toegekend. Via gps zijn bewoners buiten te volgen. In veel moderne, kleine woongroepen gaan de buitendeuren overdag niet meer op slot. Zelfs in een aantal grotere, traditionele verpleeghuizen - hoeveel precies weet niemand - wordt ermee geëxperimenteerd. Hoofdinspecteur ouderenzorg Anja Jonkers: „Je ziet de gedachte ontstaan: wat heb je eraan als je veilig bent maar geen kant meer op kunt? Dan nemen we maar wat meer risico. Dat is echt wel een verschuiving.” [2] 
  2. een sluisdeur aan de zijde waar eb en vloed is
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC David van DamJoke Mat 6 februari 2016
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be