hamelbout

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord hamelbout. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord hamelbout, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je hamelbout in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord hamelbout is hier. De definitie van het woord hamelbout zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanhamelbout, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ha·mel·bout
enkelvoud meervoud
naamwoord hamelbout hamelbouten
verkleinwoord

de hamelboutm

  1. schapenbout van een gecastreerd mannelijk schaap
    • Bent u, zoals ik, een kleine eter, mijdt dan elk concert waarop Richard Strauss' Till Eulenspiegels lustige Streiche staat geprogrammeerd. De gevolgen zijn onoverzienbaar: witte en zwarte pensen, koekebakken met Anderlechtse boter, soesels die zwemmen midden in de nieren, hanekammen, kalfszwezerikken, ossesteerten, schapepoten met veel ajuin, kruidnagelen en muskaat, het geheel goed doorstoofd met drie pinten witte wijn, kalfsworsten, varkensoren en hamelbout, bekroond door een rozenkrans van ortolanen, met snippen als paters en een vette kapoen als credo, met een pannekoek van zestig (zestig!) eieren als nagerecht, het geheel weggespoeld door een paar vaten dobbele peterman.[2] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Martin van Amerongen 14 augustus 1992