heleboel

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord heleboel. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord heleboel, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je heleboel in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord heleboel is hier. De definitie van het woord heleboel zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanheleboel, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • he·le·boel
  • In de betekenis van ‘onbepaald telwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1785 [1]
  • samenstelling van  heel  en  boel  met het invoegsel -e-  [2]

heleboel

  1. een ~: veel
    • Een heleboel bomen zijn door de storm omgewaaid. 
    • Een heleboel benzine ging in de brand in vlammen op. 
     Er cirkelden een heleboel vliegen om de paarden heen dus ik zette mijn tent vijftig meter van het vuur op.[3]
  • Het woord wordt in deze zin gebruikt altijd vooraf gegaan van een onbepaald lidwoord, maar is niet als een zelfstandig naamwoord te beschouwen. Het kan gevolgd worden door een ontelbaar woord of een meervoud. In het laatste geval staat het gezegde ook in het meervoud.

heleboel m

  1. de ~: alles
    • Hij had de heleboel bij elkaar gelogen. 
  • In deze zin wordt het woord altijd zelfstandig en met een bepaald lidwoord gebruikt.
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]