Geluid: inrijden (hulp, bestand) in·rij·den samenstelling van in en rijden inrijden overgankelijk rijdend ingaan, binnenkomen Veel weggebruikers...
Geluid: inrijdend (hulp, bestand) in·rij·dend inrijdend onvoltooid deelwoord van inrijden...
Geluid: inrijd (hulp, bestand) in·rijd inrijd (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inrijden ... dat ik inrijd. ...
Geluid: inrijdende (hulp, bestand) in·rij·den·de inrijdende verbogen vorm van inrijdend, het onvoltooid deelwoord van inrijden attributief gebruikt...
in·ge·re·den vervoeging van inrijden: voltooid deelwoord, op te vatten als samenstelling van in en gereden ww ingereden voltooid deelwoord van inrijden...
tijd van inrijden Ik rij in. gebiedende wijs van inrijden Rij in! (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inrijden Rij je in...
enkelvoud tegenwoordige tijd van inrijden ... dat jij inrijdt. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inrijden ... dat hij inrijdt. ...
tijd van inrijden Ik rijd in. gebiedende wijs van inrijden Rijd in! (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inrijden Rijd je in...
van inrijden Jij rijdt in. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inrijden Hij rijdt in. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van inrijden Rijdt...
inreed (hulp, bestand) in·reed inreed (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van inrijden ... dat ik inreed. ... dat jij inreed. ... dat hij, zij, het inreed. ...