Geluid: inwikkelen (hulp, bestand) in·wik·ke·len samenstelling van in en wikkelen inwikkelen overgankelijk in een omhulsel doen hullen, omhullen...
Geluid: inwikkelend (hulp, bestand) in·wik·ke·lend inwikkelend onvoltooid deelwoord van inwikkelen...
Geluid: inwikkel (hulp, bestand) in·wik·kel inwikkel (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inwikkelen ... dat ik inwikkel. ...
Geluid: inwikkelende (hulp, bestand) in·wik·ke·len·de inwikkelende verbogen vorm van inwikkelend, het onvoltooid deelwoord van inwikkelen Het woord...
tegenwoordige tijd van inwikkelen ... dat jij inwikkelt. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inwikkelen ... dat hij inwikkelt...
van inwikkelen Ik wikkel in. gebiedende wijs van inwikkelen Wikkel in! (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inwikkelen Wikkel...
enkelvoud tegenwoordige tijd van inwikkelen Jij wikkelt in. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inwikkelen Hij wikkelt in. (verouderd) gebiedende...
in·wik·kel·de inwikkelde (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van inwikkelen ... dat ik inwikkelde. ... dat jij inwikkelde. ... dat hij, zij, het...
in·wik·kel·den inwikkelden (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inwikkelen ...dat wij inwikkelden. ...dat jullie inwikkelden. ...dat zij inwikkelden...
geheel in windselen inwikkelen Vroeger werden zuigelingen geheel ingebakerd. 1. een zuigeling geheel in windselen inwikkelen Het woord inbakeren...