ironicus

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord ironicus. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord ironicus, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je ironicus in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord ironicus is hier. De definitie van het woord ironicus zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanironicus, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • iro·ni·cus
enkelvoud meervoud
naamwoord ironicus ironici
verkleinwoord

de ironicusm

  1. iemand die zich spottend uitlaat over andere personen of zaken
    • De presentator groeide op in Twente, waar het Enschedese Volksparkcircus hem inspireerde, maar waar hij zich als ironicus niet begrepen voelde. Vanwege zijn dagdromerij werd hij van de middelbare school in Hengelo afgehaald en naar de kostschool in Oldenzaal gestuurd. [2] 
    • 27. Nader tot U (1966) G.K. van het Reve Het tweede brievenboek van de onverbeterlijke ironicus. [3] 
78 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[4]