kazakdraaier

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord kazakdraaier. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord kazakdraaier, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je kazakdraaier in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord kazakdraaier is hier. De definitie van het woord kazakdraaier zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vankazakdraaier, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ka·zak·draai·er
enkelvoud meervoud
naamwoord kazakdraaier kazakdraaiers
verkleinwoord

de kazakdraaierm

  1. iemand zonder een eigen mening
    • Weinig professoren duiken zo nadrukkelijk op in het maatschappelijk debat als Roger Blanpain. De professor arbeidsrecht van de KULeuven heeft zijn memoires neergeschreven. 'Het moest nu. Ik ben 76 en op weg naar de eeuwige jachtvelden.' Een professor moet altijd zijn mening zeggen. Dat is zijn motto. Koppig, tegendraads, ouwe zot, vakbondsvijand, kazakdraaier: er zijn hem veel eigenschappen toegedicht, fraaie en minder fraaie. [2] 
    • - ‘'t En is maar te knikken’, sprak de stoker, ‘de Minister wil in geen geval den brouwer aanstellen. Hij moet een gezet en ervaren man hebben, beweert hij, en ik kan hem geen ongelijk geven. Ik heb natuurlijk aan u gedacht en ik heb bij mezelf gezeid: de pachter kan even goed als wie ook in den raad over eene meerderheid beschikken
      - als hij Pessemier en zijne vrienden laat varen, zullen de drie leden der Mollenpartij in zijn schuitje springen. Wie zou 't niet doen?’
      - ‘Dan word ik een kazakdraaier?’ zei de Rijke.
      - ‘Neen, dan wordt ge burgemeester’, zei Demol. [3]
       
23 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[4]