luiaardij

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord luiaardij. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord luiaardij, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je luiaardij in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord luiaardij is hier. De definitie van het woord luiaardij zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanluiaardij, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • lui·aar·dij
enkelvoud meervoud
naamwoord luiaardij luiaardijen
verkleinwoord

de luiaardijv

  1. het lui zijn; het de kantjes ervan aflopen
     Zeker in België was de breuk groot, want zo verdween het haast feodale model waarin de professor vanop zijn leerstoel zowat alles eigenmachtig besliste, tot zijn eigen opvolging toe. Dat leverde intellectuele vrijheid en academische continuïteit op, maar ook het risico op luiaardij, beunhazerij, machtsmisbruik of nepotisme. Nee, vroeger was het niet beter.[2]
     Deze perceptieoorlog is een taalstrijd, die in de praktijk vooral in twee varianten zijn beslag krijgt. De eerste is die waarin bepaalde begrippen haast automatisch aan andere gekoppeld raken. Zo ontstaan stereotiepen waardoor ‘bankiers’ en ‘bonussen’ er altijd in één ademtocht uitkomen, of waarin ‘werklozen’ en ‘luiaardij’ ook altijd samen lijken te horen.[3]
21 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “University Inc.” (24/08/2013), De Standaard
  3. Bronlink Weblink bron “De andere taalstrijd” (16/10/2013), De Standaard
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be