mandenmakerij

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord mandenmakerij. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord mandenmakerij, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je mandenmakerij in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord mandenmakerij is hier. De definitie van het woord mandenmakerij zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanmandenmakerij, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.


  • man·den·ma·ke·rij
enkelvoud meervoud
naamwoord mandenmakerij mandenmakerijen
verkleinwoord mandenmakerijtje mandenmakerijtjes

de mandenmakerijv [1]

  1. bedrijf waar men manden vlecht
     Zeer vele waren de verdiensten uit het veld; hij noteerde, specificeerde, diversifieerde en cumuleerde, en had al snel een tweede bladzijde nodig voor alles wat hij van de punterman vernam dan wel zelf in de zin kreeg: bedrijvigheden als bijenteelt, visserij met fuiken, fleuren en schakels, een eigen mandenmakerij en matterij, griendbouw in tenen, talhout en wissen, en het draaien van dulen uit het blad van de egelskop, stevige strengen om het gesneden riet mee in de band te zetten; verkoop van eikeschors en gewregelde wilgeschillen, van riet, in de winter biezen, van gedroogde krabbescheer als zeer gezochte mest, van streuge ofte wel het tot strooisel gedroogde watergroen, van plaggen en van bloemen; lopende fondsen, onmiddellijke baten, ronde guldens voor de compagniekas uit de uitgifte van visrechten aan derden en het verlenen van licenties aan imkers en een kooiker.[2]