mijmerij

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord mijmerij. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord mijmerij, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je mijmerij in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord mijmerij is hier. De definitie van het woord mijmerij zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanmijmerij, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • mij·me·rij
enkelvoud meervoud
naamwoord mijmerij mijmerijen
verkleinwoord

de mijmerijv

  1. het op een dromerige, vage manier aan het peinzen zijn
    • Het boek van J. P. Bijl is niet alleen een opsommerig geheel van feiten, maar bevat ook verschillende herhalingen. Zo wordt bijvoorbeeld op pagina 445 voor de zesde keer de grafzerk van schout Willem Ketting beschreven. Dat is vervelend, maar veel slordiger zijn de talloze fouten die het boek ontsieren. Zo heet bijvoorbeeld de Amsterdamse hoogleraar (blz. 525) Willem Frijhoff en geen Frijthof; het op dezelfde pagina genoemde boek van H. A. den Hartigh heeft als titel ”In zoete mijmerij” en niet ”In zoete mijmering”, en Gerard Numan overleed in 1500 en niet in 1505 (blz. 366). [2] 
    • Het motto voorin uw bundel luidt: De dag is kort, de dood nabij, dus aan de slag, geen mijmerij! Voelt de dood nabij? Na een korte stilte: “Nou… je bent er, maar je kunt er ook ineens niet meer zijn. Drie maanden geleden onderging ik een vrij serieuze hartoperatie. Niet dat ik dat zelf serieus neem hoor, ik moet er zelf altijd erg hard om lachen als ik eraan terugdenk, maar andere mensen vonden die operatie niet zo leuk.” [3] 
76 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[4]