oordeelsvermogen

• Geluid:  oordeelsvermogen    (hulp, bestand)

• oor·deels·ver·mo·gen

• samenstelling van  oordeel zn  en  vermogen zn  met het invoegsel -s- 

het oordeelsvermogen o

1. het vermogen om een oordeel over een bepaalde zaak te kunnen bepalen

   ▸ Het Cito onderzocht onder meer zelfbeeld, sociaal gedrag, inlevingsvermogen en moreel oordeelsvermogen. Ook is bekeken of scholieren het op school naar hun zin hebben.^[1]

   ▸ De paus zegt - historisch niet geheel correct - dat Hitler democratisch gekozen werd. "Alle Duitsers kozen voor Hitler. Hitler stal de macht niet, zijn volk stemde voor hem, en daarna vernietigde hij zijn volk. Dat is het gevaar. In tijden van crisis ontbreekt het ons aan oordeelsvermogen."^[2]

   ▸ Burgemeester Marcouch noemt de ceremonies gevaarlijk. "Mensen gaan urenlang heftig hallucineren. Daarbij kunnen ze hun oordeelsvermogen verliezen en achteraf nog langere tijd anders of trager reageren. Er kunnen hierdoor gevaarlijke situaties ontstaan", zegt hij tegen Omroep Gelderland.^[3]

• Het woord oordeelsvermogen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.