overbruggingsperiode

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord overbruggingsperiode. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord overbruggingsperiode, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je overbruggingsperiode in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord overbruggingsperiode is hier. De definitie van het woord overbruggingsperiode zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanoverbruggingsperiode, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.


  • over·brug·gings·pe·ri·o·de
enkelvoud meervoud
naamwoord overbruggingsperiode overbruggingsperiodes
overbruggingsperioden
verkleinwoord

de overbruggingsperiodev [1]

  1. tijdperk tussen twee niet aansluitende toestanden
     Hij zou er niet eindeloos mee kunnen doorgaan, maar ze waren voor hem een prettige overbruggingsperiode.[2]
     Maar ook een kortstondige terugkeer in de toekomst als trainer sluit hij niet helemaal uit. "Als ik al ergens zou tekenen, zou het niet langer zijn dan een jaar." Pastoor doelt dan bijvoorbeeld op een club tijdelijk uit de brand helpen als er een trainer vertrokken is en er voor een overbruggingsperiode iemand nodig is.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Victoria Holt
    “Minnares van de duivel” (1982), Saga, ISBN 9788726484731
  3. Bronlink geraadpleegd op 31 juli 2024 Weblink bron “Pastoor even klaar als trainer: 'Gezin gewend dat ik eerder wegga of überhaupt niet kom'” (woensdag 24 april, 08:02), NOS