paasvuur

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord paasvuur. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord paasvuur, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je paasvuur in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord paasvuur is hier. De definitie van het woord paasvuur zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanpaasvuur, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
paasvuur bij Espelo
  • paas·vuur
enkelvoud meervoud
naamwoord paasvuur paasvuren
verkleinwoord

het paasvuuro

  1. een groot vuur dat men op eerste of tweede Paasdag aansteekt
    • Zondagavond zijn er veel paasvuren ontstoken in het oosten van Nederland. De grootste brandt in het Overijsselse Dijkerhoek. Daar werd het paasvuur rond 20.00 uur aangestoken.[2] 
    • De ANWB verwacht dat vrijdag veel dagjesmensen erop uit trekken. Verder wordt het met name maandag (tweede paasdag) druk, door dagtripjes en terugkerend vakantieverkeer. Rond de paasdagen openen veel pretparken weer hun deuren. In het oosten van het land gaan veel mensen kijken naar de paasvuren.[3] 
98 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[4]