pensionaris

Nederlands

Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘stadsadvocaat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1391
uit het Latijn

de pensionaris m

iemand die een ouderdomsuitkering ontvangt
- De doodzieke burgemeester Eberhard Van der Laan is afgelopen jaar gestalkt door een man uit Utrecht. Via brieven eiste de 70-jarige pensionaris Gerrit B. excuses van de burgervader. De officier van justitie vindt dat de man 1500 euro boete moet betalen.
- En op die manier ziet het er naar uit dat de nieuwe pensionaris heel wat uitjes kan doen: camping Zonneweelde in Zeeuws-Vlaanderen biedt een weekend of midweek vakantie aan, en Petra de Boevere heeft 175 euro verzameld om lekkere flessen drank op te sturen. En mocht Nossent die twee combineren: voor een ongelukje tijdens de vakantie is hij verzekerd, omdat De Verzekeringshop een reisverzekering aanbiedt.
- Twee gedupeerden waren daarop naar het Kifid gestapt. Eén al 50 jaar bij ABN Amro bankierende pensionaris gebruikte vanuit het buitenland een ABN-rekening om pensioen en AOW op te ontvangen. De andere, in 1972 geëmigreerde Hollander kon zonder Nederlandse betaalrekening niet meer meespelen met de Staatsloterij. Zij noemden het besluit van de bank om hun rekeningen op te heffen ‘onrechtmatig’ en ‘discriminerend’.
(beroep) stads- of landsadvocaat

Het woord pensionaris staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pensionaris" herkend door:

96 %	van de Nederlanders;
78 %	van de Vlamingen.