raadgeefster
Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord raadgeefster. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord raadgeefster, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je raadgeefster in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord raadgeefster is hier. De definitie van het woord raadgeefster zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanraadgeefster, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- raad·geef·ster
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | raadgeefster | raadgeefsters |
| verkleinwoord |
de raadgeefster v
- vertrouwde, wijze vrouw die advies geeft
- ▸ De vorstin die voelde dat zij vooral als voornaamste raadgeefster bij het koken van de frambozen de oorzaak van Agafja Michajlovna's woede was, deed haar best te doen of zij door iets geheel anders in beslag werd genomen en geen belangstelling voor de frambozen had.[2]
- ▸ ‘Over de jaren dat ik de adjunct-hoofdredacteur van HP/De Tijd was, hield zij niet alleen toezicht dat ‘het blaadje’ gedurende de week ook werkelijk samenkwam zoals gepland, maar werd zij een klankbord en soms zelfs raadgeefster; ze stond voor een soort redelijkheid dat weleens uit een ander, rustiger en meer overwogen, tijdperk leek te komen.[3]
- Het woord raadgeefster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Anna Karenina”
(1877), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028276062
- ↑
Weblink bron “In memoriam: Truusje van Tol (1941-2016)” (15/10/2016), HP de Tijd
