timmermansbaas

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord timmermansbaas. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord timmermansbaas, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je timmermansbaas in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord timmermansbaas is hier. De definitie van het woord timmermansbaas zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vantimmermansbaas, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.


  • tim·mer·mans·baas
enkelvoud meervoud
naamwoord timmermansbaas timmermansbazen
verkleinwoord timmermansbaasje timmermansbaasjes

de timmermansbaasm [1]

  1. (beroep) leidinggevende timmerman
     „Geen weer voor een christenmens," bromt de timmermansbaas die het toezicht heeft bij de bouw van het enige fregat dat op stapel staat.[2]
     In en om het fregat zijn de arbeiders met woedende ijver aan de arbeid, zij hameren, zagen, kloven en kloppen en zo nu en dan gluurt de timmermansbaas schichtig over het want en kijkt belangstellend naar zijn twee machtige gebieders, die door de kleine man in de grijze rok in een paar bange, gedweeë subalternen zijn veranderd.[2]
  2. (beroep) zelfstandig werkende timmerman
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. 2,0 2,1
    Johanna van Ammers-Küller
    “Tavelinck-trilogie” (1970), Strengholt, ISBN 9060101723