aanhebben

Hello, you have come here looking for the meaning of the word aanhebben. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word aanhebben, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say aanhebben in singular and plural. Everything you need to know about the word aanhebben you have here. The definition of the word aanhebben will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofaanhebben, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology

From Middle Dutch aenhebben; compare German anhaben. By surface analysis, aan +‎ hebben.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈaːnˌɦɛbə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: aan‧heb‧ben

Verb

aanhebben

  1. (transitive) to have on, to wear (clothing)
    Wat een leuke trui heb je aan!
    What a nice sweater you're wearing!

Conjugation

Conjugation of aanhebben (weak, irregular, separable)
infinitive aanhebben
past singular had aan
past participle aangehad
infinitive aanhebben
gerund aanhebben n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular heb aan had aan aanheb aanhad
2nd person sing. (jij) hebt aan, heb aan2 had aan aanhebt aanhad
2nd person sing. (u) hebt aan, heeft aan had aan aanhebt, aanheeft aanhad
2nd person sing. (gij) hebt aan hadt aan aanhebt aanhadt
3rd person singular heeft aan had aan aanheeft aanhad
plural hebben aan hadden aan aanhebben aanhadden
subjunctive sing.1 hebbe aan hadde aan aanhebbe aanhadde
subjunctive plur.1 hebben aan hadden aan aanhebben aanhadden
imperative sing. heb aan
imperative plur.1 hebt aan
participles aanhebbend aangehad
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Anagrams