aanwerken

Hello, you have come here looking for the meaning of the word aanwerken. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word aanwerken, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say aanwerken in singular and plural. Everything you need to know about the word aanwerken you have here. The definition of the word aanwerken will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofaanwerken, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology

Compound of aan +‎ werken.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈaːnˌʋɛr.kə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: aan‧wer‧ken

Verb

aanwerken

  1. (intransitive, dated) to obstruct, to make an effort
  2. (transitive, dated, mostly apiculture) to rebuild, to replenish, to restore

Conjugation

Conjugation of aanwerken (weak, separable)
infinitive aanwerken
past singular werkte aan
past participle aangewerkt
infinitive aanwerken
gerund aanwerken n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular werk aan werkte aan aanwerk aanwerkte
2nd person sing. (jij) werkt aan, werk aan2 werkte aan aanwerkt aanwerkte
2nd person sing. (u) werkt aan werkte aan aanwerkt aanwerkte
2nd person sing. (gij) werkt aan werkte aan aanwerkt aanwerkte
3rd person singular werkt aan werkte aan aanwerkt aanwerkte
plural werken aan werkten aan aanwerken aanwerkten
subjunctive sing.1 werke aan werkte aan aanwerke aanwerkte
subjunctive plur.1 werken aan werkten aan aanwerken aanwerkten
imperative sing. werk aan
imperative plur.1 werkt aan
participles aanwerkend aangewerkt
1) Archaic. 2) In case of inversion.