aanzitten

Hello, you have come here looking for the meaning of the word aanzitten. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word aanzitten, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say aanzitten in singular and plural. Everything you need to know about the word aanzitten you have here. The definition of the word aanzitten will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofaanzitten, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology

From aan +‎ zitten.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈaːnˌzɪtə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: aan‧zit‧ten

Verb

aanzitten

  1. (intransitive) to get ready to dine; to sit down at a table (to eat)

Conjugation

Conjugation of aanzitten (strong class 5, separable)
infinitive aanzitten
past singular zat aan
past participle aangezeten
infinitive aanzitten
gerund aanzitten n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular zit aan zat aan aanzit aanzat
2nd person sing. (jij) zit aan zat aan aanzit aanzat
2nd person sing. (u) zit aan zat aan aanzit aanzat
2nd person sing. (gij) zit aan zat aan aanzit aanzat
3rd person singular zit aan zat aan aanzit aanzat
plural zitten aan zaten aan aanzitten aanzaten
subjunctive sing.1 zitte aan zate aan aanzitte aanzate
subjunctive plur.1 zitten aan zaten aan aanzitten aanzaten
imperative sing. zit aan
imperative plur.1 zit aan
participles aanzittend aangezeten
1) Archaic.

Anagrams