buitmaken

Hello, you have come here looking for the meaning of the word buitmaken. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word buitmaken, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say buitmaken in singular and plural. Everything you need to know about the word buitmaken you have here. The definition of the word buitmaken will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofbuitmaken, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology

From buit (“spoil, booty”) +‎ maken.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈbœy̯tmaːkə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: buit‧ma‧ken

Verb

buitmaken

  1. (transitive) to acquire through force, to capture, to loot

Conjugation

Conjugation of buitmaken (weak, separable)
infinitive buitmaken
past singular maakte buit
past participle buitgemaakt
infinitive buitmaken
gerund buitmaken n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular maak buit maakte buit buitmaak buitmaakte
2nd person sing. (jij) maakt buit, maak buit2 maakte buit buitmaakt buitmaakte
2nd person sing. (u) maakt buit maakte buit buitmaakt buitmaakte
2nd person sing. (gij) maakt buit maakte buit buitmaakt buitmaakte
3rd person singular maakt buit maakte buit buitmaakt buitmaakte
plural maken buit maakten buit buitmaken buitmaakten
subjunctive sing.1 make buit maakte buit buitmake buitmaakte
subjunctive plur.1 maken buit maakten buit buitmaken buitmaakten
imperative sing. maak buit
imperative plur.1 maakt buit
participles buitmakend buitgemaakt
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

Anagrams

Wikious
Boobota
Sagapedia