overwerken

Hello, you have come here looking for the meaning of the word overwerken. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word overwerken, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say overwerken in singular and plural. Everything you need to know about the word overwerken you have here. The definition of the word overwerken will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofoverwerken, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology 1

Compound of over +‎ werken.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈoː.vərˌʋɛr.kə(n)/
  • Hyphenation: over‧wer‧ken

Verb

overwerken

  1. (intransitive) to work overtime
  2. (transitive) to rework, to work on (something) that has already been done
Conjugation
Conjugation of overwerken (weak, separable)
infinitive overwerken
past singular werkte over
past participle overgewerkt
infinitive overwerken
gerund overwerken n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular werk over werkte over overwerk overwerkte
2nd person sing. (jij) werkt over, werk over2 werkte over overwerkt overwerkte
2nd person sing. (u) werkt over werkte over overwerkt overwerkte
2nd person sing. (gij) werkt over werkte over overwerkt overwerkte
3rd person singular werkt over werkte over overwerkt overwerkte
plural werken over werkten over overwerken overwerkten
subjunctive sing.1 werke over werkte over overwerke overwerkte
subjunctive plur.1 werken over werkten over overwerken overwerkten
imperative sing. werk over
imperative plur.1 werkt over
participles overwerkend overgewerkt
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Etymology 2

From over- +‎ werken.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌoː.vərˈʋɛr.kə(n)/
  • Hyphenation: over‧wer‧ken
  • Rhymes: -ɛrkən

Verb

overwerken

  1. (reflexive) to overwork, to get overworked
Conjugation
Conjugation of overwerken (weak, prefixed)
infinitive overwerken
past singular overwerkte
past participle overwerkt
infinitive overwerken
gerund overwerken n
present tense past tense
1st person singular overwerk overwerkte
2nd person sing. (jij) overwerkt, overwerk2 overwerkte
2nd person sing. (u) overwerkt overwerkte
2nd person sing. (gij) overwerkt overwerkte
3rd person singular overwerkt overwerkte
plural overwerken overwerkten
subjunctive sing.1 overwerke overwerkte
subjunctive plur.1 overwerken overwerkten
imperative sing. overwerk
imperative plur.1 overwerkt
participles overwerkend overwerkt
1) Archaic. 2) In case of inversion.