Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
-aar. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
-aar, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
-aar in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
-aar is hier. De definitie van het woord
-aar zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
-aar, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- Afgeleid van het Latijnse achtervoegsel -arius
-aar m
- iemand die de handeling verricht van het genoemde woord (of ondergaat (?) zie martelaar en gijzelaar)
- Vormt mannelijke zelfstandige naamwoorden van werkwoorden, o.a. bij woorden die eindigen op een stomme e (sjwa) en een l, n of r.
- Duikelen → duikelaar.
- Beoefenen → beoefenaar.
- Kliederen → kliederaar.
- Leren → leraar.
- bewoner van de genoemde stad, dorp, streek, etc.
- Vormt mannelijke zelfstandige naamwoorden van geografische eigennamen, o.a.bij woorden die eindigen op een stomme e (sjwa) en een l of n.
- Brussel → Brusselaar.
- Leuven → Leuvenaar.
- Kosovo → Kosovaar.
enige woorden met dit achtervoegsel die nog moeten worden aangebracht