adventstijd

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord adventstijd. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord adventstijd, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je adventstijd in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord adventstijd is hier. De definitie van het woord adventstijd zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanadventstijd, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ad·vents·tijd
enkelvoud meervoud
naamwoord adventstijd adventstijden
verkleinwoord

de adventstijdm

  1. (religie) de laatste vier weken voor het kerstfeest
     Polenk heeft nog nooit zo'n slecht jaar gedraaid, vertelt hij. "Pasen was al verschrikkelijk en nu ook dit nog, midden in de adventstijd." Normaal verkoopt hij in december stapels kerstpakketten, vooral aan bedrijven en verpleeghuizen. Maar die hebben daar volgens Polenk dit jaar flink op bespaard. Hij is bang voor de toekomst, niet alleen die van hem, maar van heel veel winkels in Bautzen. "Ik vraag me af hoeveel er nog opengaan na de lockdown.[1]
     Sinds zondag kan er weer op de midwinterhoorn worden geblazen. Het was de eerste van de adventstijd. En elke rechtgeaarde blazer weet dat pas dan de eerste toon geblazen mag worden. En na Driekoningen (6 januari) moet het afgelopen zijn.[2]
  1. Bronlink geraadpleegd op 5 juni 2022 Weblink bron
    Judith van de Hulsbeek en Wouter Zwart
    “Dichte winkels, maar niet stil op straat: zo ziet lockdown in Duitsland eruit” (14-12-2020), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 5 juni 2022 Weblink bron
    Michel Hasselerharm
    “De klank van hoop galmt weer over de Bornse velden, maar waar vandaan vertellen de Bloazers even niet” (28-11-2021), Tubantia