allerheiligenvakantie

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord allerheiligenvakantie. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord allerheiligenvakantie, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je allerheiligenvakantie in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord allerheiligenvakantie is hier. De definitie van het woord allerheiligenvakantie zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanallerheiligenvakantie, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • al·ler·hei·li·gen·va·kan·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord allerheiligenvakantie allerheiligenvakanties
verkleinwoord

de allerheiligenvakantiev

  1. (onderwijs) een Belgische schoolvakantie van één week rond 1 november
     In België zijn de coronacijfers aan het dalen, maar de daling gaat de laatste dagen minder hard dan voorheen. Mogelijk komt dat door de Allerheiligenvakantie, de Belgische variant van de herfstvakantie, waarin mensen meer gereisd hebben. Goossens sluit ook niet uit dat het positieve nieuws over het gereedkomen van vaccins een rol speelt.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 12 maart 2023 Weblink bron “Een derde van de Belgen wil Kerst niet in kleine kring vieren” (Vrijdag 20 november 2020, 08:27), NOS