berkoen

• Geluid:  berkoen    (hulp, bestand)
• IPA: / bɛrˈkun / (2 lettergrepen)

• ber·koen

• via Middelnederlands bercoen van Frans bracon ^[1]

de berkoen m

1. schuin geplaatste balk als ondersteuning en versteviging
   1. stevig rondhout dat als stut gebruikt kan worden

      • Te koop 300 beste Zeedijkpalen, lang 7 a 8 voet, 800 berkoen palen lang 7 voet. ^[2]

   2. (scheepvaart) stutten onder balken die zwaar worden belast

      • ⧖ Het groote Spil rust mede op een Spoor, welk onder het eerste Dek geplaatst is, alwaar dezelve door een Berkoen gestut is welke op het kolswyn rust. ^[3]

   3. (scheepvaart) stutten onder een schip in een dok

      • ⧖ Bij het wegslaan van elken berkoen, werden de trommen geroffeld, dat de duizenden toeschouwers bijzonder aangreep. ^[4]

   4. (bouwkunde) aan beide kanten van een steekgewelf (zadeldak dat haaks in een groter zadeldak opgaat)

• barkoen (uitspraakvariant)
• stut

• Het woord berkoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "berkoen" herkend door: