bezoeker
Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord bezoeker. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord bezoeker, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je bezoeker in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord bezoeker is hier. De definitie van het woord bezoeker zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbezoeker, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- be·zoe·ker
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | bezoeker | bezoekers |
| verkleinwoord | bezoekertje | bezoekertjes |
de bezoeker m
- een persoon die iemand of iets bezoekt
- De nieuwe website heeft gemiddeld 1400 bezoeker per maand.
- ▸ Het personeel stelde het op prijs als bezoekers voor dit tijdstip hun neus niet lieten zien.[1]
- mannelijke vorm van bezoekster
|
|
1. een persoon die iemand of iets bezoekt
- Het woord bezoeker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bezoeker" herkend door:
| 100 % | van de Nederlanders; |
| 100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “All-inclusive”
(2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
