bibliotheekpersoneel

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord bibliotheekpersoneel. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord bibliotheekpersoneel, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je bibliotheekpersoneel in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord bibliotheekpersoneel is hier. De definitie van het woord bibliotheekpersoneel zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbibliotheekpersoneel, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • bi·blio·theek·per·so·neel
enkelvoud meervoud
naamwoord bibliotheekpersoneel
verkleinwoord

het bibliotheekpersoneelo

  1. mensen die een (betaalde) functie hebben bij een instelling die boeken en andere media aan het publiek uitleent of ter inzage biedt
     Dit waren de vaste klanten van de leeszaal, die het bibliotheekpersoneel persoonlijk kenden en zich hier thuis voelden.[2]
     De woordvoerster voegt er aan toe dat 'bij dit soort uitwassen' je een bibliotheek niet meteen kunt afsluiten. "Wij willen een veilig gebouw zijn." Het bibliotheekpersoneel is geïnstrueerd om bij het zien van de man hem meteen er uit te zetten en zo nodig de politie te bellen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot op Wikipedia, ISBN 9789028261396
  3. Bronlink geraadpleegd op 31 maart 2022 Weblink bron
    Saskia Minkman
    “Jongeman poept in hoekje bibliotheek Hengelo” (11-07-2017), Tubantia