bokje

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  bokje    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈbɔkjə / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• bok·je

Woordherkomst en -opbouw

• : afgeleid van  bok zn  met het achtervoegsel -je
• : ontstaan door verwarring met de watersnip die een mekkerend geluid maakt dat aan een bok doet denken
• : eponiem dat verwijst naar het bedrijf van de 19e-eeuwse Cubaanse sigarenmaker Gustave Bock in Havana, Bock y Ca.

Zelfstandig naamwoord

het bokje o

1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bok

• 
  1. Een bokje op een bank.

Zelfstandig naamwoord

bokje o dim. tant.

1. (steltloperachtigen) bepaald soort watervogel, Lymnocryptes minimus  uit de familie van strandlopers en snippen (Scolopacidae )

• 
  1. Een bokje, Lymnocryptes minimus

Hyperoniemen

• strandlopers en snippen, steltloperachtigen, vogels, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren

Afgeleide begrippen

• bokjespringen, bokjestaan

Zelfstandig naamwoord

bokje o dim. tant.

1. goedkope sigaar

   ▸ ⧖ Behalve met sinjo's en nonna's was het huis gevuld met stof uit de vloermat, met rook van bokjes (Malang sigaren) en met verschillende apocryphe reukjes.

Gangbaarheid

• Het woord bokje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bokje" herkend door:

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen