Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord boksnuitkevers. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord boksnuitkevers, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je boksnuitkevers in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord boksnuitkevers is hier. De definitie van het woord boksnuitkevers zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanboksnuitkevers, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
meervoud van het zelfstandig naamwoord boksnuitkever
meervoudsvorm als officiële benaming(kevers)Anthribidae een familie van kevers van maximaal 15mm gemiddelde grootte. Zij worden overwegend gekenmerkt door hun brede en enigszins afgeplatte monddelen met forse kaken. De monddelen zijn sterk parallel uitgegroeid waardoor ze op een hoekige 'snuit' lijken, het 'rostrum' genaamd. Enkele soorten, vooral uit de onderfamilie van de Choraginae, zijn minder fors van bouw en hebben geen bijzonder uitgerekte monddelen. De voelsprieten zijn niet geknikt en kunnen opvallend lang zijn. In enkele gevallen overschrijden deze zelfs het halsschild tot ver over de dekschilden. Hun Nederlandstalige benaming als 'bok'snuitkevers ontlenen ze, naar analogie met de 'boktorren' (Cerambycidae), aan deze lange voelsprieten
een familie van kevers van maximaal 15mm gemiddelde grootte. Zij worden overwegend gekenmerkt door hun brede en enigszins afgeplatte monddelen met forse kaken. De monddelen zijn sterk parallel uitgegroeid waardoor ze op een hoekige 'snuit' lijken, het 'rostrum' genaamd. Enkele soorten, vooral uit de onderfamilie van de Choraginae, zijn minder fors van bouw en hebben geen bijzonder uitgerekte monddelen. De voelsprieten zijn niet geknikt en kunnen opvallend lang zijn. In enkele gevallen overschrijden deze zelfs het halsschild tot ver over de dekschilden. Hun Nederlandstalige benaming als 'bok'snuitkevers ontlenen ze, naar analogie met de 'boktorren' (Cerambycidae), aan deze lange voelsprieten