bonbon

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord bonbon. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord bonbon, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je bonbon in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord bonbon is hier. De definitie van het woord bonbon zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbonbon, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Carlotta-bonbons
  • bon·bon
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘snoepgoed’ voor het eerst aangetroffen in 1785. Inmiddels is de betekenis in het Nederlands beperkt tot "snoepje met eromheen een laagje chocolade". [1]
  • Reduplicatie van het Franse bijvoeglijk naamwoord bon, 'goed'/'lekker'.
enkelvoud meervoud
naamwoord bonbon bonbons
verkleinwoord bonbonnetje bonbonnetjes

de bonbonm

  1. (snoepgoed) een lekkernij bestaande uit een omhulsel van chocolade en een vulling van room, likeur, crème of iets dergelijks
    • Een doos bonbons. 
     Zij nam een bonbon, hoewel dat niet bepaald haar favoriete zoetigheid was, en ze proefde iets wat niets met een bonbon te maken had: het was een smaaksensatie, verpakt in chocolade.[2]
98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
bonbon bonbons

bonbon

  1. (snoepgoed) bonbon
  2. (snoepgoed) suikerfiguur


  • Reduplicatie van het bijvoeglijk naamwoord bon, 'goed'/'lekker'.
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  bonbon     le bonbon     bonbons     les bonbons  

bonbon m

  1. (snoepgoed) snoep, snoepje
  2. meervoud, (informeel) ballen, kloten