Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
buurkind. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
buurkind, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
buurkind in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
buurkind is hier. De definitie van het woord
buurkind zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
buurkind, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
het buurkind o
- kinderen die naast je wonen
- Een 46-jarige man is woensdag aangehouden, omdat hij een buurkind in het gezicht had geslagen. [2]
- De charlatan hield praktijk aan huis en overtuigde de buurt ervan dat hij arts was. Hij schreef een buurkind van negen met nekpijn een onduidelijk drankje voor. De ouders van twee andere kinderen van twee en vier kregen medicijnen mee voor dezelfde kwaal. Geen van de patiëntjes lijkt aan de onbekende middelen iets te hebben overgehouden. [3]
- Burenruzies gaan nooit om alleen maar een wasrekje waarvan de pootjes over een gemeenschappelijke schutting te zien zijn. Ze zijn een opeenstapeling van die pootjes, van buurkinderen die via de trampoline in je tuin loeren, van een buurkat die in je bakken kakt en van de afzuigkap van de buuf die curry-, frituur- en kooldampen je slaapkamer in blaast. [4]
- Jaloers was ik als ik ’de buurkinderen Smals’ met hun ouders zag terugkeren van een weekje Zuid-Frankrijk: glimmend donkerbruin waren ze. Chocoladebruine ruggen en schouders, bijna zwart. [5]
96 % |
van de Nederlanders;
|
81 % |
van de Vlamingen.[6]
|