kind

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord kind. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord kind, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je kind in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord kind is hier. De definitie van het woord kind zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vankind, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Kind
  • kind
  • In de betekenis van ‘jong mens, zoon of dochter’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
Middelnederlands: kint
Oudnederlands: kint
Germaans: *kindan
Indo-Europees: *ǵenh₁tóm
  • Verwant in Germaans:
Duits: Kind
(Oudhoogduits: chind
  • Verwant in Romaans:
Latijn: gens (mens)
Frans: gens (mensen)
Italiaans: gente (mensen)
enkelvoud meervoud
naamwoord kind kinderen,
kinders
verkleinwoord kindje
kindertje
(kindeke)
kindjes,
kindertjes
(kindekes)

het kindo

  1. (maatschappij), (juridisch) mens in de leeftijd tussen 0 en 18 jaar, iemand die nog minderjarig is
     Van lieverlede werd hij echter beschouwd als de 'vriend der kinderen'. In Nederland leest men over het St. Nicolaasfeest voor het eerst in het jaar 1360. De koorknaapjes in Dordrecht kregen er vrij voor. In optocht trokken zij door de stad en bedelden, met een smekend gebaar, hun bisschopsgeld bij elkaar. Maar in de zeventiende eeuw werd dit verboden![2]
     Franse kinderen schreeuwen niet
    Terwijl Nederlandse moeders over het strand schallen: 'Kevin, hiieeerrr kooomeeen…’, praten Franse moeders alleen op gedempte toon met hun kinderen. Sterker nog; ik heb een heel gezin naast ons een hele dag lang alleen op fluistertoon met elkaar horen praten. Niemand viel uit zijn of haar rol. Heerlijk rustig. Waarom moeten wij eigenlijk altijd zo tetteren?
    [3]
  2. persoon voortkomend uit; zoon of dochter
    • Zij laat haar kind bij de oppas achter. 
     Toen ook de kinderen mijn rare plan accepteerden stonden alle lichten ineens op groen.[4]
  3. (figuurlijk) volwassen persoon die zich nog steeds erg naïef gedraagt
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]
  1. "kind" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 10
  3. Bronlink Weblink bron
    MARIEKE ’T HART
    “Lang leve de Franse opvoeding!” (09 aug. 2018), De Telegraaf
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  5. Uit Korintiërs 1 op Wikipedia (nl), 14:20
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
naamwoord kind kinder / kindern
verkleinwoord

kind

  1. kind


enkelvoud meervoud
naamwoord kind kinders

kind

  1. kind (jong mens).
  2. kind (nakomeling).


kind g

  1. wang
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kind     kinden     kinder     kinderne  
genitief   kinds     kindens     kinders     kindernes  


kind

  1. kind


enkelvoud meervoud
kind kinds

kind

  1. soort
    • This is a strange kind of tobacco. - Dit is een raar soort tabak. 

kind

  1. aardig, vriendelijk.
    • The kind man greeted me. - De aardige man groette me. 


enkelvoud meervoud
naamwoord kind kinder
verkleinwoord

kind

  1. kind


  • Afgeleid van het Oudsaksische kind

kind

  1. kind


enkelvoud meervoud
naamwoord kind kinder / kindern / kinders
verkleinwoord

kind

  1. kind


  • kind
  • Uit het Oudnoorse.

kind o/m

  1. wiegenkind
o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kind     kindet     kind     kindene  
genitief   kinds     kindets     kinds     kindenes  
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kind     kinden     kindar     kindane  
genitief   kinds     kindens     kindars     kindanes  


  • Afgeleid van het Proto-Germaanse *kindą

kind

  1. kind


enkelvoud meervoud
naamwoord kind kinder / kinders
verkleinwoord

kind

  1. kind


enkelvoud meervoud
naamwoord kind kinders
verkleinwoord
  • Afgeleid van het Middelnederlandse kint

kind

  1. kind


kind g

  1. wang
kinds enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     kind     kinden     kinder     kinderna  
  genitief     kinds     kindens     kinders     kindernas