cyclocross

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord cyclocross. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord cyclocross, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je cyclocross in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord cyclocross is hier. De definitie van het woord cyclocross zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vancyclocross, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Beelden van de jaarlijkse nationale cyclocross in Beekbergen in 1938
cyclocross 2009
  • cy·clo·cross
  • Afgeleid van het Engels cross met het voorvoegsel cyclo-
enkelvoud meervoud
naamwoord cyclocross cyclocrosses
cyclocrossen
verkleinwoord

de cyclocrossm

  1. (wielrennen) wielerwedstrijd over onverharde wegen en paden
    • Marianne Vos (29) is voor de zesde keer in haar loopbaan Nederlands kampioen veldrijden geworden. De Brabantse won in Sint-Michielsgestel voor Lucinda Brand en Sophie de Boer. Wereld-, Europees-, en uittredend Nederlands kampioen Thalita de Jongh kwam niet verder dan een vijfde plaats. Ondanks haar rijke palmares in het veld mag de titel van Vos toch enigszins verrassend genoemd worden. De zevenvoudig wereldkampioen cyclocross had voor deze winter bijna twee jaar geen veldritten gereden en doordat ze overtraind raakte een paar matige wegseizoenen gehad.[1] 
60 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]
  1. NRC Joram Bolle 8 januari 2017
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be