dekgeld

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord dekgeld. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord dekgeld, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je dekgeld in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord dekgeld is hier. De definitie van het woord dekgeld zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vandekgeld, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • dek·geld
enkelvoud meervoud
naamwoord dekgeld dekgelden
verkleinwoord

het dekgeldo

  1. (veeteelt) geld dat de eigenaar van een mannelijk dier krijgt voor het bevruchten van een vrouwelijk dier
    • Die stal, met pakweg twaalf werknemers en honderd paarden, kost Visser naar eigen zeggen „meer dan 100.000 euro per maand”. Zijn enige inkomsten zijn nu dekgeld en prijzengeld. Een betere ruiter dan Gerco Schröder kan hij zich in dat opzicht overigens niet wensen. Sinds zijn olympische succes sprong de kleine Tubbergenaar bijna 600.000 euro bij elkaar. [2] 
    • Als de hengst die prestatie volgend jaar op de baan kan realiseren, staan merries uit de hele wereld in de rij om door hem te worden bevrucht - voor dekgelden van enkele honderdduizenden euro's. En als de hengst van zestien miljoen dan in Ierland ter dekking staat, is dat vrij van inkomstenbelasting; de Ierse overheid int geen belasting over inkomsten die zijn verkregen uit dekkingen door paarden. [3] 
82 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[4]