des middags

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord des middags. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord des middags, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je des middags in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord des middags is hier. De definitie van het woord des middags zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vandes middags, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • des mid·dags

des middags

  1. (verouderd) (tijdrekening) gedurende de de tijd tussen ongeveer 12:00 en 18:00 uur
     In februari 1946 verspreidde de Bijenkorf-directie een circulaire waarin werd aangekondigd hoe de staking zou worden herdacht: “Evenals 5 jaar geleden zal op Maandag 25 Februari onze zaak des middags gesloten zijn.”[1]
  • Naast het gebruik als bijwoord komt deze frase ook voor als een verouderde vorm van de bijvoeglijke bepaling "van de tijd tussen ongeveer 12:00 en 18:00 uur" of een nog sterker verouderd "van de tijd rond 12:00 uur".
      Het was volle maan en haar avondlicht blonk op de kroonen der zuidelijke palmen even helder als de herfstzon des middags op de kruinen der eiken in noordelijker streken.[2]
      Willem nam zijne afwezigheid te baat, greep handen vol zand, wierp die op de kroppen, schudde het mandje toen frisch heen en weder, zoodat het zand tusschen de blaadjes drong, en veroorzaakte daardoor, dat de anders smakelijke spijs des middags tusschen de tanden kraakte, en schoon men door wasschen de salade zuiver had trachten te krijgen, altijd nog zandkorreltjes behield, die veel van hare lekkerheid wegnamen.[3]
  1. Bronlink geraadpleegd op 19 november 2020 Weblink bron
    Henk van Gelder
    “De arisering van de Bijenkorf” (25 februari 1991) op nrc.nl op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 19 november 2020 Weblink bron Jagt-avonturen. in: Vaderlandsche Letteroefeningen., jrg. 92 deel 2 nr. 11 (november 1852), J. Stemvers, Amsterdam, p. 530
  3. Bronlink geraadpleegd op 19 november 2020 Weblink bron “Zes oorspronkelijk Nederduitsche verhalen.”, 2e druk (1836), Ten Brink & De Vries, Amsterdam, p. 8