Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
doopkind. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
doopkind, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
doopkind in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
doopkind is hier. De definitie van het woord
doopkind zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
doopkind, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
het doopkind o [1]
- (religie) (familie) kind waarvan men de peetvader of peetmoeder is
- kind dat gedoopt gaat worden
- ▸ Na een koude natte mei heeft juni prachtig ingezet, de dag schijnt zelfs warmer te worden dan hij met zijn galakleren en zijn zwaarlijvigheid wenselijk vindt, maar voor Betje en het tedere doopkind levert de kerkgang bij dit warme weer tenminste geen gevaren.[2]
- ▸ Truitje en Minetje zullen met haarzelf, mamsell en de min met het doopkind in de koets rijden, Gijsbert en Hein gaan te voet met de gouverneur, en Dirk, omdat hij de oudste is, met zijn vader.[2]