dooplid

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord dooplid. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord dooplid, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je dooplid in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord dooplid is hier. De definitie van het woord dooplid zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vandooplid, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • doop·lid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dooplid doopleden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het dooplido

  1. iemand die door de doop lid is geworden van een kerkgenootschap
    • De rooms-katholieke kerk gaat het al haar leden makkelijker maken zich uit te schrijven. Dit heeft de bisschoppenconferentie dinsdag afgesproken. Eén brief naar de parochie waar een katholiek als dooplid staat ingeschreven moet voldoende zijn. Nu lopen veel kritische leden van de katholieke kerk bij uitschrijving vast in bureaucratische molens en onwillige parochies of bisdommen. Soms komt er zelfs een advocaat aan te pas.  
  2. bij de protestantse kerken: iemand die wel gedoopt is maar nog geen belijdenis heeft afgelegd
    • De banden tussen het koninklijk huis en ds. Kater dateren uit de jaren vijftig. In die tijd volgde prinses Beatrix zijn cathechisatielessen. Kater leidde op Palmzondag 1956 de dienst in de Nieuwe Zijds Kapel waar de toen achttien-jarige prinses, met veertig anderen, belijdenis van haar geloof aflegde, waardoor ze van dooplid lidmaat in volle rechten werd van de Nederlandse Hervormde Kerk. Als persoonlijke tekst kreeg Beatrix van hem woorden van de apostel Paulus mee: "Wij weten nu dat God alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben" (Romeinen 8:28). 

Gangbaarheid

73 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant Marjon Bolwijn 16 januari
  3. NRC Herman Amelink 2 juni 2003
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be