Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
eigenwoningbezit. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
eigenwoningbezit, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
eigenwoningbezit in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
eigenwoningbezit is hier. De definitie van het woord
eigenwoningbezit zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
eigenwoningbezit, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
het eigenwoningbezit o
- het verschijnsel dat de bewoner van een huis ook de eigenaar van dat huis is
- ▸ De stijging van het vermogen van de 65-plussers is voornamelijk te verklaren door het eigenwoningbezit. Maar ook als de eigen woning buiten beschouwing gelaten wordt nam het vermogen van deze groep toe van 9.000 tot 12.000 euro.[1]
- ▸ Zowel Verhoef als Post zegt dat veel zzp'ers op hun eigen manier voor hun pensioen sparen. Bijvoorbeeld door te beleggen of door eigenwoningbezit.[2]
- ▸ Doordat huisbezit in die jaren alleen voor een kleine groep was weggelegd, bleven de kosten voor de overheid beperkt. Dat veranderde toen de aftrek werd ontdekt als een methode om eigenwoningbezit te stimuleren. Dat zou goed zijn voor de samenleving, omdat het volk hun eigen huis niet zou laten verpauperen en bovendien zo minder geld aan drank of vermaak kon uitgeven.[3]