enraizar en·rai·zar onovergankelijk wortelen, wortel schieten verankeren, ingeburgerd raken [1] arraigar...
enraizare aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van enraizar aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro)...
enraizaren aanvoegende wijs derde persoon meervoud toekomende tijd (futuro) van enraizar...
enraizaría eerste persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van enraizar derde persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van enraizar...
enraizamos eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van enraizar eerste persoon meervoud verleden tijd (pretérito indefinido) van enraizar...
tegenwoordige tijd (presente) van enraizar aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van enraizar gebiedende wijs (bevestigend...
enraizaba eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van enraizar derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van enraizar...
enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van enraizar aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van enraizar...
enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van enraizar aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van enraizar...