Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
feestweek. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
feestweek, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
feestweek in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
feestweek is hier. De definitie van het woord
feestweek zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
feestweek, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de feestweek v / m
- een week waarin men feest viert; een week die men gebruikt om feest te vieren
- Met een playbackshow, de prijsuitreiking van de ballonnenwedstrijd en muziek in de tent, kende Westerhaar zaterdag een passende afsluiting van een gevarieerde feestweek. [1]
- Bewoners van de direct naast de ijshal gelegen woningen mogen bovendien negen dagen naar een hotel, op kosten van Augustinus. De politie zal tijdens de feestweek extra patrouilleren en er zullen ook geluidsmetingen zijn. [2]
- De openbare basisschool in Markvelde is na een feestweek nu definitief gesloten. [3]
99 % |
van de Nederlanders;
|
95 % |
van de Vlamingen.[4]
|