Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
fietsrit. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
fietsrit, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
fietsrit in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
fietsrit is hier. De definitie van het woord
fietsrit zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
fietsrit, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de fietsrit m
- een tochtje met een rijwiel
- Volgens Litjens telt Amsterdam dagelijks zo’n 1,2 miljoen fietsritjes en wandelingen en ongeveer 400.000 autoritten per dag. Tijdens de kerstperiode zijn veel mensen vrij en wordt het vooral in de binnenstad een stuk drukker.[1]
- Honderden deelnemers ervaren woensdag in Amsterdam hoe je in een drukke Nederlandse stad moet fietsen. Koning Willem-Alexander gaat ze voor: hij maakt dinsdag, na de congresopening, een fietsritje over de nieuwe fietssnelweg tussen Arnhem en Nijmegen.[2]
95 % |
van de Nederlanders;
|
98 % |
van de Vlamingen.[3]
|