gauwigheid

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord gauwigheid. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord gauwigheid, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je gauwigheid in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord gauwigheid is hier. De definitie van het woord gauwigheid zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangauwigheid, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • gau·wig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord gauwigheid
verkleinwoord

de gauwigheidv

  1. in de gauwigheid: door (te) snel te handelen
    • Op de laatste zaterdagmiddag van oktober zit het goed vol bij CEO Baas van de Lunch, zowel binnen als buiten op de stoep van de Karel Doormanstraat. In de gauwigheid zie ik één vrije tafel voor twee, zo’n verhoogde tafel, maar vooruit. Ik stel me op voor de bar waarachter twee medewerkers druk in de weer zijn, een ander loopt met volle borden heen en met lege borden terug.[2] 
    • Revu-hoofdredacteur Erik Noomen geeft het goede voorbeeld, terwijl andere journalisten het principe van wederhoor in de gauwigheid weleens vergeten.[3]  
91 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Frank van Dijl 3 november 2016
  3. Volkskrant Loes Reijmer Haro Kraak 14 augustus 2015
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be