Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
gefladder. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
gefladder, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
gefladder in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
gefladder is hier. De definitie van het woord
gefladder zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
gefladder, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
het gefladder o
- aanhoudend met de vleugels klapperen zonder echt te gaan vliegen
- De Gaai die mij dagelijks bezoekt heb ik voor het eerst ontmoet in mijn achtertuin toen het beestje bijna mijn kampvuur in vloog op een mooi herfst avond vorig jaar. Ik was onderweg naar binnen om wat te drinken te pakken, toen ik een boel kabaal en gefladder hoorde. Het beestje streek pal naast mijn vuurtje neer, wat de nodige gloeiende as deed opwaaien. Tot mijn stomme verbazing was het een Vlaamse Gaai.[2]
- „Korhoenders zijn belangrijk voor onze omgeving; ze trekken bezoekers aan”, vervolgt Bonnema. In deze tijd van het jaar, de baltsperiode, staan in het Nationaal Park soms wel enkele tientallen liefhebbers, met camera in de aanslag, in de ochtenduren te wachten. Bij zonsopgang verzamelen de hanen zich op de baltsplaats om daar hun territorium te verdedigen. Met gespreide vleugels, gedans, gefladder en schijngevechten proberen zij een vrouwtje te lokken. Om de rust in het gebied te bewaren, wordt gemotoriseerd verkeer in dit jaargetijde op gezette tijden geweerd.[3]
- aanhoudend nutteloos en onregelmatig bewegen zonder tot een einddoel te komen
- ,Maar goed dat het afgelopen is met die pretstudies”, merkt een deelnemer aan de Stelling op. Een ander zegt: ,,Geen gefladder meer in nutteloze studies”. ,,Goed dat jongeren nu eerst goed nadenken voor ze een studie kiezen.”[4]
2. nutteloze onregelmatige beweging
98 % |
van de Nederlanders;
|
96 % |
van de Vlamingen.[5]
|