geloofsijver

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord geloofsijver. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord geloofsijver, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je geloofsijver in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord geloofsijver is hier. De definitie van het woord geloofsijver zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangeloofsijver, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ge·loofs·ij·ver
enkelvoud meervoud
naamwoord geloofsijver
verkleinwoord

de geloofsijverm

  1. (religie) de kracht en aandacht die iemand schenkt aan een religie
     De gravin was erg ingenomen met Natasja's geloofsijver; na alle weinig succesvolle medische behandelingen hoopte ze in haar hart dat het gebed haar meer zou helpen dan de medicijnen, en hoewel ze enigszins bezorgd was en het voor de dokter verborgen hield, stemde ze in met Natasja's wens en vertrouwde haar aan mevrouw Belov toe.[2]
     Tegenwoordig hebben we als geschiedschrijvers meer oog voor het verhaal van het gewone volk. Blijkt dan dat Nederlanders een uitzonderlijke geloofsijver aan de dag legden? Welnee, een groot deel ging gewoon naar een bepaalde kerk omdat vader zei: hier gaan wij heen.”[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3. Bronlink geraadpleegd op 19 januari 2022 Weblink bron
    Jan van Klinken
    “Column (Jan van Klinken): Te berge” (13 september 2018), Reformatorisch Dagblad