gemeentewerk

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord gemeentewerk. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord gemeentewerk, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je gemeentewerk in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord gemeentewerk is hier. De definitie van het woord gemeentewerk zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangemeentewerk, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ge·meen·te·werk
enkelvoud meervoud
naamwoord gemeentewerk gemeentewerken
verkleinwoord

het gemeentewerko

  1. wat wordt gedaan of gemaakt in dienst van de lokale overheid
    • Ongeveer een kwart van de raadsleden vulde een uitgebreide vragenlijst in. Van hen vindt ruim een kwart dat het raadswerk te veel tijd kost. Vrouwen besteden gemiddeld 18 procent meer tijd aan het gemeentewerk dan hun mannelijke collega's.[1] 
     Stratenmakers wurmden in den grond en een riool lag bloot. ‘Gemeentewerk als in Amsterdam,’ verwonderde zich even Theobald, dadelijk overmachtigd.[2]
  2. (religie) (protestant) activiteiten gericht op het functioneren van een plaatselijke kerkgemeenschap
     In werkelijkheid waren er, behalve ziekentroosters, in heel het wijde gebied der Compagnie op éen tijdstip (1681) maar vijfendertig predikanten, en die moesten eerst en vooral het gewone gemeentewerk waarnemen onder hun landgenoten en de inlandse Christenen in de Molukken en elders.[3]
  1. Volkskrant 2 maart 2010,
  2. Bronlink geraadpleegd op 9 november 2020 Weblink bron
    Jac. van Looy
    “Reizen.” (1913), S.L. van Looy, Amsterdam, p. 216 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 9 november 2020 Weblink bron
    P. Geyl
    “Geschiedenis van de Nederlandse stam. Deel 2”, herziene uitgave (1949), Wereldbibliotheek N.V., Amsterdam/Antwerpen, p. 131 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren op Wikipedia