getik

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord getik. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord getik, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je getik in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord getik is hier. De definitie van het woord getik zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangetik, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ge·tik
enkelvoud meervoud
naamwoord getik
verkleinwoord

het getiko

  1. aanhoudend een tikkend geluid maken
    • Ik word gek van het getik van klok. 
    • Op de Utrechtse regioredactie mag ze aan de slag als telexiste, die is toch nodig. Met de telex worden artikelen naar de eindredactie in Amsterdam ‘gefaxt’. „Een vreselijke herrie maakte dat ding, het getik klonk door het hele gebouw.[2] 
  2. aanhoudend typen
    • Gisteren zat ik met de computer op schoot in de stiltecoupé. Dat was dan fijn aan deze tijd; je hoefde niet zoals vroeger te wachten tot je ergens was om actief te worden. Ik moest een heel stuk tikken en tikte de ene zin na de andere. Het ging, excuus voor de woordgrap, eigenlijk als een trein. Net toen ik dacht dat ik misschien vaker met mijn laptop in zomaar een trein moest stappen, meldde zich een medereiziger. Hij probeerde zich te beheersen, maar aan alles was te zien dat hem dat grote moeite kostte. „Dat getik. Ik heb al sinds Amersfoort last. U haalt me totaal uit mijn concentratie. Dit is een stiltecoupé”[3] 
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Anne Corré 10 maart 2017
  3. NRC Marcel van Roosmalen 1 december 2016
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be