gevoeglijk

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord gevoeglijk. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord gevoeglijk, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je gevoeglijk in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord gevoeglijk is hier. De definitie van het woord gevoeglijk zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangevoeglijk, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ge·voeg·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gevoeglijk gevoeglijker gevoeglijkst
verbogen gevoeglijke gevoeglijkere gevoeglijkste
partitief gevoeglijks gevoeglijkers -

gevoeglijk [2]

  1. passend, betamelijk, behoorlijk
    • Wij zullen het overlijden van de koning op een gevoeglijk moment herdenken. 

gevoeglijk

  1. zonder probleem, zonder dat je de waarheid geweld aandoet
    • We kunnen Juliana's oorlogsredes dus gevoeglijk opvatten als haar eigen woorden, zij het dat ze die wellicht formuleerde in samenspraak met toenmalige medewerkers en huisgenoten. Het ligt bijvoorbeeld voor de hand dat de Amerikaanse echtgenote van secretaris Van Tets hielp met het Engels. Het in 1948 door de Nederlandse consul in Canada G.P. Luden geschetste beeld echter van de prinses die haar toespraken houdt vanaf een vodje papier in haar tas waarop ze onderweg haar aantekeningen heeft genoteerd, onderstreept hoezeer Juliana's woorden haar eigen woorden waren.[3] 
    • Het stereotype beeld van de vrome muzelman te paard, met in zijn rechterhand het zwaard en in de linker de Nobele Qur'an, kan gevoeglijk naar het rijk waar broodje aap gegeten wordt. [4] 
84 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[5]