gezeik

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord gezeik. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord gezeik, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je gezeik in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord gezeik is hier. De definitie van het woord gezeik zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangezeik, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ge·zeik
  • In de betekenis van ‘kletspraat’ voor het eerst aangetroffen in 1937 [1]
  • Afgeleid van de stam van zeiken met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord gezeik
verkleinwoord

het gezeiko

  1. (informeel) veelvuldig of langdurig geklaag over weinig belangrijke zaken
    • Ik ben dat gezeik van je zo zat! 
    • Om van het gezeik van zijn vrouw af te zijn, ruimde hij toch maar z'n rondslingerende spullen in de schuur op. 
100 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]