aangetroffen in het jaar 1240 zeiken (informeel) veelvuldig en langdurig klagen over weinig belangrijke zaken Zit toch niet zo te zeiken! inergatief, soms overgankelijk...
veel overlast bezorgen zeik eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeiken Ik zeik. gebiedende wijs van zeiken Zeik! (bij inversie) tweede...
Geluid: zeiken af (hulp, bestand) IPA: / ˈzɛikə(n) ˈɑf / (3 lettergrepen) zei·ken af uit zeiken (werkwoord) en af (bijwoord), hiertussen kunnen nog...
tijd van zeiken Jij zeikt. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeiken Hij zeikt. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zeiken Zeikt! zeikt...
zeik·te zeikte enkelvoud verleden tijd van zeiken Ik zeikte. Jij zeikte. Hij, zij, het zeikte. zeek zeikte onpersoonlijke verleden tijd van zeiken...
Geluid: zeik af (hulp, bestand) zeik af uit zeik (werkwoord) en af, hiertussen kunnen nog andere woorden staan zeik af eerste persoon enkelvoud tegenwoordige...
gezeikt (hulp, bestand) ge·zeikt vervoeging van zeiken: de stam met omvoegsel ge- -t gezeikt voltooid deelwoord van zeiken gezeken Het woord gezeikt staat in de...
vervoeging van zeiken: de stam met omvoegsel ge- -en en een klinkerwisseling ei-ee (IPAː /ɛi/ - /e/) gezeken voltooid deelwoord van zeiken gezeikt Het woord...
Geluid: gezeikte (hulp, bestand) ge·zeik·te gezeikte verbogen vorm van gezeikt, voltooid deelwoord van zeiken Het woord 'gezeikte' staat niet in de...