Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
giechelde. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
giechelde, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
giechelde in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
giechelde is hier. De definitie van het woord
giechelde zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
giechelde, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
giechelde
- enkelvoud verleden tijd van giechelen
- Ik giechelde.
- Jij giechelde.
- Hij, zij, het giechelde.
- ▸ 's Ochtends was ze sprankelend vrolijk, verzekerde hem dat hij de beste minnaar was die ze in haar hele leven was tegengekomen, hoewel dat er natuurlijk niet zoveel waren geweest, corrigeerde ze blozend en ze giechelde.[1]
- ▸ Ze giechelde een beetje over de 'terreuradvocaat'toen hij zich voorstelde, maar verontschuldigde zich meteen en zei dat ze zijn antifeministische verwoestingen aandachtig, maar met gemengde gevoelens, volgde.[2]